Wilt u wat anders dan het handmatig besproeien van uw gazon? Wilt u een perfect bewaterde tuin zonder daar zelf al te veel voor te moeten doen? Dan is een Gardena Sprinklersysteem wat voor u. Hier vindt u een stappenplan hoe u zelf een sprinklerinstallatie aan kunt leggen. Van het maken van een plattegrond tot aan tips voor de daadwerkelijke installatie. Wilt u het stappenplan direct online doorlopen dan kan dit met Mygarden van Gardena.

Stap 1: Maak een goede plattegrond van uw tuin (op schaal)

De eerste stap bij het zelf aanleggen van een sprinklersysteem is het maken van een goede plattegrond op schaal. Gebruik hiervoor ruitjespapier of een tekenprogramma op de computer. Werk bijvoorbeeld met een schaal 1:100 (1 cm is 1 meter) of 1:200 (1 cm is 2 meter). Hierdoor kunt u nauwkeurig bepalen hoe lang leidingen moeten zijn en welke sproeiers u nodig hebt voor een optimale dekking. Als u de tuin heeft geschetst, bepaalt u welke delen van de tuin besproeiing moeten krijgen. Daarna bepaalt u de plaats waar de watertoever komt of zich reeds bevindt. (waterkraan of pomp). 

Lees de vervolgstappen onderaan de pagina!

Sprinklersysteem Aanleggen

Stap 2: Welke en hoeveel sproeiers heeft u nodig?

Na het schetsen van de tuin is het zaak om te kijken welke en hoeveel tuinsproeiers u nodig hebt om uw tuin te besproeien. Met een passer kunt u eenvoudig het sproeioppervlak van de cirkelsproeiers aftekenen. Wanneer er wind op uw tuin staat kunt u de sproeiers dichter op elkaar plaatsen om verwaaiing tegen te gaan. Bij het bepalen van de juiste sproeiers kunt u het volgende aanhouden:

Type verzonken sproeiers Geschikt voor Reikweidte in meters Sector/Hoek in º
AquaContour afzonderlijke (geronde) oppervlakken 2,5 tot 9 25 tot 360
Zwenksproeier OS140 vierkante/rechthoekige oppervlakken 2-15 bij 1-9,5 vierkant/rechthoek
Zwenksproeier S 80 overige oppervlakken tot 150 m2 2,5 tot 4,5 5 tot 360
Zwenksproeier T 100 overige oppervlakken vanaf 150 m2 4 tot 5,5 70 tot 360
Zwenksproeier T 200 overige oppervlakken vanaf 150 m2 5 tot 7,5 25 tot 360
Zwenksproeier T 380 overige oppervlakken vanaf 150 m2 6 tot 10,5 25 tot 360
Zwenksproeier S 80/300 bij hoge planten 4 tot 7 5 tot 360

Aan de hand van de reikweidte van de sproeiers en de sproeierafstanden  en uw plattegrond kunt u bepalen hoeveel en welke sproeiers u nodig heeft. Niet afgedekte hoeken kunt u opvullen met 90º of 270º zwenksproeiers, Zijkanten dekt u af met 180º sproeiers en 360º graden sproeiers plaatst u in het midden voor de meest efficiente inrichting.

Stap 3: Toevoerleidingen

Als u heeft bepaald hoeveel en welke sproeiers u nodig heeft, is het tijd om te kijken naar de toevoerleidingen. Hoeveel sproeiers kunnen er maximaal aangesloten worden op uw waterbron? Deze vraag kunt u met een eenvoudige emmerproef achterhalen. Indien u een AquaContour sproeier gaat gebruiken dient deze een apparte toevoerleiding te krijgen i.v.m. de nauwkeurigheid van deze sproeier. Voor verschillende typen sproeiers moet u rekening houden met aparte toevoerleidingen i.v.m. het verschillende watergebruik van de verschillende types. Vervolgens kunt u de verbruikswaardes van de verschillende sproeiers die op een zelfde leiding zitten bij elkaar optellen. Dit totaal moet lager zijn dan de aansluitwaarde uitkomst van de emmerproef. 

Klik hier voor de uitleg van de emmerproef om de aansluitwaarde van uw waterbron te bepalen

In onderstaande tabel kunt u aflezen wat de verbruikswaarde is per sproeier bij een bepaalde ingestelde sproeihoek. U telt de waarden van de sproeiers die u op 1 toevoerleiding wilt aansluiten bij elkaar op en vergelijkt deze met de aansluitwaarde. 

Type verzonken sproeier V-waarde 25-90º V-waarde 91-180º V-waarde 181-270º V-waarde 271-360º
AquaContour 17 17 17 17
Zwenksproeier OS140 20 20 20 20
Zwenksproeier S 80 9 17 25 32
Zwenksproeier T 100 7 10 14 17
Zwenksproeier T 200 9 13 17 20
Zwenksproeier T 380 15 20 25 30
Zwenksproeier S 80/300 13 21 29 35

Let op, totale verbruikswaardes van sproeiers aangesloten op 1 toevoerleiding mag de aansluitwaarde van de waterbron niet overschrijden.

Stap 4: Verbindingsstukken

Vervolgens bepaalt u de benodigde koppelstukken voor het verbinden van de toevoerleidingen. Hier kunt u kiezen uit 4 verschillende types:

  • Verbindingsstuk
  • L-stuk
  • T-stuk
  • Eindstuk

Stap 5: Koppelstukken sproeiers

Ook bepaalt u de benodigde koppelstukken voor het aansluiten van de sproeiers. Hier kiest u verbindingsstukken aan de hand van de locatie van de sproeier. Afhankelijk of deze in het verloop van de buis is geplaatst, in een hoek of aan het eind van de verbinding. U kunt kiezen uit:

  • T-stuk
  • Hoekstuk
  • L-Stuk

Stap 6: bescherming tegen vorst/ontwateringsventiel

Als de koppelstukken zijn gekozen is het tijd om na te denken over bescherming tegen vorst. Door in elke leiding een ontwateringsventiel te plaatsen op het laagste punt zorgt u voor bescherming van uw sprinklersysteem. U kunt hier kiezen uit:

  • T-stuk
  • Verbindingsstuk

Stap 7: Aansluitmogelijkheden en automatische besturing

Tenslotte is het bij de voorbereiding zaak om een keuze te maken betreft de aansluiting. Kiest u bijvoorbeeld voor een handmatige of een automatische aansluiting? U heeft hier de keuze tussen:

  • Handmatige besturing
  • Meerdere aanvoerleidingen
  • Automatische besturing
  • Meervoudige besturing
  • Directe ventielprogrammering
  • Besproeiingsbesturing via kabel

Installatietips en volgorde

  • Maai en besproei de plaatsen waar u de installatie gaat aanleggen voor gemakkelijker werken.
  • Leg alle onderdelen klaar volgens zoals geschetst op de plattegrond.
  • Snij aanvoerbuizen op juiste lengte en monteer alle onderdelen.
  • Indien nodig moet u de buiseinden gladschuren.
  • Zorg ervoor dat er geen aarde in de buizen komt.
  • Stel sproeirichting en reikwijdte in.
  • Laat de installatie bovengronds proefdraaien voordat u alles gaat ingraven.
  • Maak een V vormige kuil/greppel waar u de installatie in gaat leggen. (Bewaar de graszoden netjes voor terugplaatsen).
  • Maak de geul vrij van stenen.
  • Plaats ontwateringsventielen om vorstschade tegen te gaan.
  • Plaats sproeiers gelijk met aardoppervlak om schade bij maaien te voorkomen.
  • Als alles is geplaatst kunt u de graszoden terugplaatsen in de V greppels
  • Indien u gebruik maakt van een pomp, gebruik dan altijd een voorzetfilter.
  • De waterdruk moet altijd onder de 6 bar omdat hiertegen sproeiers en leidingen maximaal bestand zijn.

Een meer uitgebreide handleiding met illustraties kunt u hier downloaden